3 Voor daverend rumoer vluchten natiën weg; als Gij U verheft, stuiven volken uiteen.
4 Dan wordt de door u behaalde buit weggeraapt, alsof een kaalvreter aan het werk is; zoals sprinkhanen aanvallen, valt men erop aan.
5 De Here is verheven, want Hij woont in den hoge. Hij heeft Sion met recht en gerechtigheid vervuld.
6 En uw tijden zullen bestendig zijn, een rijkdom van heil, wijsheid en kennis; de vreze des Heren is zijn schat.
7 Zie, de herauten schreeuwen het uit op de straat, de vredeboden wenen bitter;
8 de heerbanen zijn verlaten, de reizigers zijn verdwenen. Hij heeft het verbond verbroken, steden veracht, mensen niet geteld.
9 Het land treurt, verkwijnt; de Libanon staat beschaamd, verwelkt; Saron is een steppe gelijk geworden; Basan en Karmel schudden hun loof af.