15 En laat Hizkia u niet op de Here doen vertrouwen door te zeggen: de Here zal ons zeker redden, zodat deze stad niet in de macht van de koning van Assur wordt gegeven.
16 Luistert niet naar Hizkia, want zo zegt de koning van Assur: brengt mij hulde en geeft u aan mij over, dan zal ieder mogen eten van zijn wijnstok en van zijn vijgeboom, en het water van zijn put mogen drinken,
17 totdat ik kom en u meevoer naar een land als het uwe, een land van koren en most, een land van brood en wijngaarden.
18 Laat Hizkia u toch niet misleiden door te zeggen: de Here zal ons redden. Heeft soms één van de goden der volken zijn land gered uit de macht van de koning van Assur?
19 Waar zijn de goden van Hamat en Arpad, waar de goden van Sefarwaïm? Hebben zij soms Samaria uit mijn macht gered?
20 Wie waren er onder alle goden dezer landen, die hun land uit mijn macht hebben gered, dat de Here Jeruzalem uit mijn macht zou kunnen redden?
21 Maar zij bleven zwijgen en antwoordden hem met geen enkel woord, want het bevel des konings was: Gij zult hem niet antwoorden.