2 Toen keerde Hizkia zijn gelaat naar de wand en bad tot de Here
3 en zeide: Ach, Here, gedenk toch, dat ik voor uw aangezicht in trouw en met een volkomen toegewijd hart gewandeld heb en gedaan heb wat goed is in uw ogen.
4 En Hizkia weende luid. Toen kwam het woord des Heren tot Jesaja:
5 Ga en zeg tot Hizkia: zo zegt de Here, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal aan uw levensdagen vijftien jaar toevoegen,
6 en Ik zal u en deze stad uit de macht van de koning van Assur redden en deze stad beschutten.
7 En dit zal u het teken zijn van des Heren kant, dat de Here ook doen zal wat Hij gesproken heeft:
8 zie, Ik doe de schaduw op de treden waarlangs zij door de zon op de trap van Achaz is afgedaald, weer tien treden teruggaan. En de zon ging tien treden terug op de treden die zij gedaald was.