5 Ga en zeg tot Hizkia: zo zegt de Here, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal aan uw levensdagen vijftien jaar toevoegen,
6 en Ik zal u en deze stad uit de macht van de koning van Assur redden en deze stad beschutten.
7 En dit zal u het teken zijn van des Heren kant, dat de Here ook doen zal wat Hij gesproken heeft:
8 zie, Ik doe de schaduw op de treden waarlangs zij door de zon op de trap van Achaz is afgedaald, weer tien treden teruggaan. En de zon ging tien treden terug op de treden die zij gedaald was.
9 Geschrift van Hizkia, de koning van Juda, toen hij ziek geweest en van zijn ziekte hersteld was.
10 Ik zeide: In de bloei mijner dagen moet ik heengaan door de poorten van het dodenrijk, ik zal derven de rest mijner jaren.
11 Ik zeide: Ik zal de Here niet zien, de Here in het land der levenden; ik zal geen mens meer aanschouwen onder de bewoners der wereld.