19 Ik zal in de woestijn ceder, acacia, mirt en olijfwilg zetten; Ik zal in de wildernis cypres naast plataan en denneboom planten,
20 opdat men zie en tevens erkenne, bedenke en tevens begrijpe, dat de hand des Heren dit gedaan en de Heilige Israëls het geschapen heeft.
21 Brengt uw rechtsgeding voor, zegt de Here; voert uw bewijsgronden aan, zegt de Koning van Jakob.
22 Laten zij aanvoeren en ons bekendmaken, wat er geschieden zal. Geeft te kennen, hoe het vroeger was, opdat wij het overdenken en kennis nemen van de afloop. Of doet ons het toekomstige horen;
23 geeft te kennen wat in de toekomst komen zal, opdat wij weten, dat gij goden zijt. Doet althans iets, goed of kwaad, opdat wij elkander verbijsterd aanstaren en bevreesd zijn bovendien.
24 Zie, gij zijt niets en uw werk is nietig; een gruwel is hij die u verkiest.
25 Ik heb uit het noorden iemand doen opstaan, en hij is gekomen; vanwaar de zon opgaat, die mijn naam aanroept; hij vertreedt stadhouders als leem, zoals een pottenbakker de klei.