9 Het vroegere, zie, het is gekomen, en nieuwe dingen kondig Ik u aan; voordat zij uitspruiten, doe Ik ze u horen.
10 Zingt de Here een nieuw lied, zijn lof van het einde der aarde, gij die de zee bevaart en haar volheid; gij kustlanden en hun bewoners.
11 Laten de woestijn en haar steden de stem verheffen, de dorpen waar Kedar woont; laten de rotsbewoners jubelen, laten zij van de top der bergen juichen.
12 Laten zij de Here eer geven en zijn lof in de kustlanden vermelden.
13 De Here trekt uit als een held; als een krijgsman doet Hij de strijdlust ontbranden; Hij heft de strijdkreet aan, ja schreeuwt die uit; Hij betoont Zich een held tegen zijn vijanden.
14 Ik heb van oudsher gezwegen, Ik heb gezwegen en Mij ingehouden; nu zal Ik schreeuwen als een barende vrouw;
15 Ik zal snuiven en hijgen tegelijk. Ik zal bergen en heuvels verschroeien en al hun gewas zal Ik doen verdorren; Ik zal rivieren tot land maken en plassen zal Ik doen opdrogen.