12 Ik heb verkondigd, verlost en doen horen, en ben geen vreemde onder u; gij toch zijt mijn getuigen, luidt het woord des Heren, en Ik ben God.
13 Ook voortaan ben Ik dezelfde en niemand redt uit mijn hand. Ik werk, en wie zal het keren?
14 Zo zegt de Here, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Om uwentwil zend Ik iemand naar Babel en doe al de Chaldeeën als vluchtelingen afdalen naar de schepen waarover zij jubelden,
15 Ik de Here, uw Heilige, de Schepper van Israël, uw Koning.
16 Zo zegt de Here, die door de zee een weg baant en een pad door machtige wateren;
17 die wagen en paard doet uittrekken, krijgsmacht en helden; tezamen liggen zij neder, zij staan niet weer op, zij zijn uitgeblust, als een vlaspit uitgedoofd:
18 Denkt niet aan hetgeen vroeger gebeurde en let niet op wat oudtijds is geschied;