4 Zij zullen uitspruiten tussen het gras, als populieren langs de beken.
5 De een zal zeggen: Ik ben des Heren, een ander zal zich noemen met de naam Jakob, en een derde zal op zijn hand schrijven: van de Here, en de naam Israël aannemen.
6 Zo zegt de Here, de Koning en Verlosser van Israël, de Here der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God.
7 En wie is als Ik – hij roepe het uit en verkondige het en legge het Mij voor – daar Ik toch het overoude volk in het aanzijn riep; en hetgeen er in de toekomst gebeuren zal, mogen zij verkondigen.
8 Weest niet verschrikt en vreest niet. Heb Ik het u niet van oudsher doen horen en verkondigd? Gij zijt mijn getuigen: is er een God buiten Mij? Er is geen andere Rots, Ik ken er geen.
9 Zij, die beelden vormen, zijn allen ijdelheid: hun dierbare maaksels brengen geen baat, zijzelf zijn er getuigen van, dat zij niets zien en niets weten, zodat zij beschaamd staan.
10 Wie vormt een god en giet een beeld, waarvan hij geen baat heeft?