12 Zie, dezen komen uit de verte, genen uit het noorden en het westen, weer anderen uit het land Sinim.
13 Jubelt, gij hemelen, en juich, gij aarde, breekt uit in gejubel, gij bergen, want de Here heeft zijn volk getroost en Zich over zijn ellendigen ontfermd.
14 Maar Sion zegt: De Here heeft mij verlaten en de Here heeft mij vergeten.
15 Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermen zou over het kind van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik u niet.
16 Zie, Ik heb u in mijn handpalmen gegrift, uw muren zijn bestendig vóór Mij.
17 Uw zonen snellen toe, uw vernielers en uw verwoesters trekken van u weg.
18 Hef uw ogen op naar rondom en zie hen allen; zij vergaderen, zij komen tot u. Zo waar Ik leef, luidt het woord des Heren, gij zult hen allen aandoen als een sieraad, en hen ombinden, zoals een bruid.