1 Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, Sion; bekleed u met uw pronkgewaden, Jeruzalem, heilige stad. Want geen onbesnedene of onreine zal meer in u komen.
2 Schud het stof van u af, welaan, zet u neder, Jeruzalem; maak de banden van uw hals los, gevangene, dochter Sions.
3 Want zo zegt de Here: Om niet zijt gij verkocht, zonder geld zult gij worden gelost.
4 Want zo zegt de Here Here: Eertijds trok mijn volk naar Egypte om daar als vreemdeling te vertoeven, en Assur heeft het zonder reden onderdrukt.
5 Thans echter, wat vind Ik hier? luidt het woord des Heren. Want om niet is mijn volk weggevoerd, zijn overheersers maken getier, luidt het woord des Heren, en voortdurend, de gehele dag, wordt mijn naam gelasterd.