1 De rechtvaardige komt om en er is niemand, die het zich aantrekt, en de vromen worden weggerukt, terwijl niemand er acht op slaat, want vanwege de boosheid wordt de rechtvaardige weggerukt; hij gaat in vrede;
2 zij die de rechte weg bewandeld hebben, rusten op hun legersteden.
3 Maar, gij, nadert herwaarts, kinderen van een tovenares, nakroost van echtbreker en overspeelster.
4 Over wie maakt gij u vrolijk, tegen wie spert gij de mond open, steekt gij de tong uit? Zijt gij geen kinderen der zonde, leugengebroed?