1 Roep luidkeels, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin en maak mijn volk zijn overtreding bekend en het huis van Jakob zijn zonden.
2 Wel zoeken zij Mij dag aan dag en hebben zij een welgevallen aan de kennis mijner wegen, als een volk dat gerechtigheid doet en het recht van zijn God niet veronachtzaamt. Zij vragen Mij rechtvaardige verordeningen, zij hebben er een welgevallen aan tot God te naderen.
3 Waarom vasten wij, als Gij er toch niet op let: verootmoedigen wij ons, als Gij er toch geen acht op slaat?Zie, op uw vastendag doet gij zaken en drijft gij al uw arbeiders aan.
4 Zie, tot twist en tot strijd vast gij en om te slaan met snode vuist; gij vast heden niet om uw stem in den hoge te doen horen.