12 Want het volk en het koninkrijk, die u niet willen dienen, zullen te gronde gaan, en die volken zullen zeker verwoest worden.
13 De heerlijkheid van de Libanon zal tot u komen, cypres, plataan en denneboom tezamen, om de plaats van mijn heiligdom op te luisteren; en de plaats mijner voeten zal Ik heerlijk maken.
14 De zonen uwer verdrukkers zullen deemoedig tot u komen, aan uw voeten zullen al uw versmaders zich neerwerpen en zij zullen u noemen: De stad des Heren, het Sion van de Heilige Israëls.
15 Terwijl gij eertijds verlaten waart en gehaat, zodat niemand door u heentrok, zal Ik u stellen tot een eeuwige praal, tot een vreugde voor geslacht op geslacht.
16 En gij zult de melk der volken zuigen, ja koninklijke borsten zuigen, en gij zult weten, dat Ik, de Here, uw Redder ben en uw Verlosser, de Machtige Jakobs.
17 Voor koper zal Ik goud brengen, voor ijzer zilver, voor hout koper, voor stenen ijzer; Ik zal vrede tot uw overheid maken en gerechtigheid tot uw heerseres.
18 Van geen geweld zal in uw land meer gehoord worden, van verwoesting noch verderf in uw gebied; en gij zult uw muren Heil noemen en uw poorten Lof.