16 Gij immers zijt onze Vader; want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet; Gij, Here, zijt onze Vader, onze Verlosser van oudsher is uw naam.
17 Waarom liet Gij ons afdwalen, Here, van uw wegen, verharddet Gij ons hart, zodat wij U niet vreesden? Keer weder ter wille van uw knechten, de stammen van uw erfdeel.
18 Voor een korte tijd is uw heilig volk in het bezit daarvan geweest; onze tegenstanders hebben uw heiligdom vertrapt;
19 wij zijn geworden als degenen over wie Gij van ouds niet hebt geheerst, over wie uw naam niet is uitgeroepen.