14 Als gij het ziet, zal uw hart zich verblijden, en uw gebeente zal gedijen als het jonge groen; de hand des Heren zal zich aan zijn knechten doen kennen en Hij zal toornen op zijn vijanden.
15 Want zie, de Here zal komen als vuur en zijn wagens zullen zijn als een storm, om zijn toorn te openbaren in gloed en zijn dreiging in vuurvlammen.
16 Te vuur en te zwaard zal de Here gericht oefenen over al wat leeft, en de door de Here verslagenen zullen talrijk zijn.
17 Zij, die zich heiligen en reinigen, om achter de ene man in het midden naar de hoven te gaan, die zwijnevlees eten, gruwelijke beesten en muizen, zullen tezamen verdwijnen, luidt het woord des Heren.
18 Want Ik (ken) hun werken en hun gedachten; (de tijd) komt om alle volken en talen te vergaderen; zij zullen komen en mijn heerlijkheid zien.
19 Ik zal onder hen een teken doen en Ik zal uit hen de ontkomenen zenden naar de volken – naar Tarsis, Pul en Lud, die de boog spannen, naar Tubal en Jawan, de verre kustlanden, die de tijding aangaande Mij niet hebben gehoord noch mijn heerlijkheid hebben gezien – opdat zij mijn heerlijkheid onder de volken verkondigen.
20 En zij zullen al uw broeders brengen uit alle volken als een offer voor de Here; op paarden en op wagens, op draagstoelen; op muildieren en op snelle kamelen, naar mijn heilige berg, naar Jeruzalem, zegt de Here, zoals de Israëlieten het offer in rein vaatwerk naar het huis des Heren brengen.