2 Ik zal tot God zeggen: Veroordeel mij niet;laat mij weten, waarom Gij U tegen mij keert.
3 Brengt het U voordeel, dat Gij verdrukt,dat Gij verwerpt het gewrocht uwer handenen over de raad der goddelozen licht laat stralen?
4 Hebt Gij dan vleselijke ogen,ziet Gij zoals stervelingen zien?
5 Zijn uw dagen als die van een sterveling,uw jaren als de dagen van een man,
6 dat Gij naar mijn ongerechtigheid zoekten speurt naar mijn zonde,
7 hoewel Gij weet, dat ik niet schuldig ben,en dat niemand uit uw hand kan redden?
8 Uw handen hebben mij gewrocht en gevormd,geheel en volledig; en wilt Gij mij in het verderf storten?