2 Wat gij weet, weet ik ook,ik doe voor u niet onder.
3 Maar toch, ik wil tot de Almachtige spreken,ik wens mijn zaak te bepleiten bij God.
4 Gij echter zijt lieden die met leugen pleisteren,kwakzalvers altemaal.
5 Och, of gij geheel en al zweegt!Dat zou u tot wijsheid strekken.
6 Luistert toch naar mijn terechtwijzingen slaat acht op de verwijten mijner lippen.
7 Zult gij ten gunste van God onrecht sprekenen ten behoeve van Hem bedrog?
8 Wilt gij zijn partij kiezen,optreden als pleitbezorgers voor God?