9 Nochtans houdt de rechtvaardige vast aan zijn weg,en wie rein van handen is, neemt toe in kracht.
10 Toch komt gij allen telkens terug – komt dan maar!een wijze zal ik onder u niet vinden.
11 Mijn dagen gaan voorbij, verijdeld zijn mijn plannen,de wensen van mijn hart.
12 De nacht willen zij maken tot dag:het licht zou meer nabij zijn dan de duisternis.
13 Wanneer ik het dodenrijk verwacht als mijn tehuis,in de duisternis mijn leger spreid,
14 tot de groeve zeg: Gij zijt mijn vader,tot de wormen: Mijn moeder en mijn zuster,
15 waar ergens is dan mijn hoop?Ja, mijn verwachting, wie kan haar ontdekken?