7 Zijn krachtige schreden worden belemmerd,en zijn eigen raadslag werpt hem neder.
8 Want door zijn eigen voeten geraakt hij in het net,en over het vlechtwerk van een vangkuil wandelt hij.
9 Een klem grijpt zijn hiel,een strik houdt hem vast.
10 Een touw is voor hem in de grond verborgen,een valstrik ligt voor hem op het pad.
11 Aan alle kant overvallen hem verschrikkingenen jagen hem voort op zijn schreden.
12 Het onheil hongert naar hem,het verderf staat bereid tot zijn val.
13 De eerstgeborene van de doodvreet de stukken van zijn huid weg,vreet zijn leden af.