3 Reeds tienmaal hebt gij mij gesmaad;gij schaamt u niet mij te kwellen.
4 Heb ik dan werkelijk gedwaald,woont de dwaling bij mij?
5 Indien gij werkelijk een hoge toon tegen mij wilt aanslaan,levert mij dan het bewijs voor mijn schande.
6 Erkent toch, dat God mij onrecht gedaan heeften zijn net over mij heeft heengeworpen.
7 Zie, ik schreeuw: Geweld! Maar ik krijg geen antwoord.Ik roep om hulp, maar er is geen recht.
8 Mijn weg heeft Hij toegemuurd, zodat ik niet verder kan,en op mijn paden spreidt Hij duisternis.
9 Mijn eer heeft Hij mij ontroofd,de kroon van mijn hoofd weggenomen.