26 Algehele duisternis is bewaard voor wat hij spaart;een vuur, niet (door mensen) aangeblazen, verslindt hemen verteert wat in zijn tent overig is.
27 De hemel openbaart zijn ongerechtigheid,en de aarde staat tegen hem op.
28 Wat in zijn huis was opgelegd, wordt weggevoerd,weggevaagd ten dage van zijn toorn.
29 Dat is van Godswege het deel van de goddeloze mens,de erfenis, van God hem toegezegd.