1 Maar Job antwoordde:
2 Luistert nu eens goed naar mijn woord:laat dit de vertroosting zijn, die gij biedt.
3 Verdraagt mij, dan zal ik spreken,en nadat ik gesproken heb, moogt gij spotten.
4 Richt mijn klacht zich soms tot een mens?Waarom zou ik dan niet ongeduldig worden?