27 Zie, ik ken uw overleggingenen uw bedenksels, waarmede gij mij geweld aandoet,
28 dat gij zegt: Waar is het huis van die machthebber gebleven?En waar is de tent die de goddelozen bewoonden?
29 Hebt gij geen navraag gedaan bij hendie op de weg voorbijtrekken –gij kunt hun aanwijzingen toch niet loochenen –
30 dat de bozen ten dage des verderfs bewaard worden,en ten dage van (Gods) verbolgenheid in veiligheid gebracht?
31 Wie verwijt hem zijn gedrag in zijn aangezicht?En heeft hij iets gedaan, wie vergeldt het hem?
32 Hij wordt ten grave gedragen,en voor zijn grafheuvel draagt men zorg.
33 Zacht dekken hem de kluiten in het dal,iedereen sluit zich aan achter hem,en voor hem uit (gaan) ontelbaren.