12 Woont God niet in de hoge hemel?Zie toch, hoe hoog de hoogste sterren staan!
13 Maar gij denkt: Wat weet God?Kan Hij richten door de donkerheid heen?
14 Wolken omhullen Hem, zodat Hij niet ziet;Hij wandelt langs de kring des hemels!
15 Wilt gij u houden aan de overoude wegdie de boosdoeners hebben betreden,
16 welke weggerukt zijn vóór hun tijd,wier grondslag werd weggespoeld als een rivier?
17 Die tot God zeiden: Wijk van ons!en: Wat kan de Almachtige ons maken? –
18 En toch was Hij het, die hun huizen met overvloed vulde.De raadslag der goddelozen is echter verre van mij.