1 Waarom zijn vanwege de Almachtigegeen oordeelstijden voorbehouden,en zien zij die Hem kennen, zijn gerichtsdagen niet?
2 Er zijn er, die grensstenen verzetten,die kudden roven en ze weiden.
3 De ezel der wezen voeren zij weg,de koe der weduwe nemen zij te pand;
4 de armen dringen zij van de weg,de ellendigen des lands verbergen zich altegader.