1 Maar Job antwoordde:
2 Hoe goed hebt gij de onmachtige geholpen,en de krachteloze arm gesteund!
3 Wat hebt gij goede raad gegeven aan hem die wijsheid mist,en welk een inzicht hebt gij overvloedig bekend gemaakt!
4 Met wiens hulp hebt gij zulke woorden geuit,en wiens geest ging van u uit?
5 De schimmen krimpen ineenonder de wateren, en hun bewoners.
6 Het dodenrijk ligt voor Hem open,het verderf heeft geen bedekking.
7 Hij spant het noorden uit over de baaierd,Hij hangt de aarde op aan het niet.