6 Aan mijn gerechtigheid houd ik vast en ik geef haar niet op;mijn hart veroordeelt niet een mijner dagen.
7 Het verga mijn vijand als de goddeloze,en mijn tegenstander als de verkeerde.
8 Want wat is de verwachting van de godvergetene,als God zijn leven afsnijdt, als Hij dat opeist?
9 Zal God zijn hulpgeroep horen,als benauwdheid hem overvalt?
10 Kan hij zich in de Almachtige verlustigen,God aanroepen te allen tijde?
11 Ik zal u onderrichten aangaande de hand Gods,wat de Almachtige voorheeft, zal ik niet verbergen.
12 Gij allen hebt het immers zelf gezien;waarom zijt gij dan door een ijdele waan bevangen?