1 Er zijn wel oorden, waar men het zilver te voorschijn brengt,en plaatsen, waar men het goud wast;
2 ijzer wordt uit de grond gehaald,en steen smelt men tot koper.
3 Men maakt een einde aan de duisternis,en tot de uiterste diepte doorvorst men het gesteentein de donkerheid en in de diepe duisternis.
4 Men boort een mijnschacht ver van waar mensen wonen;zonder steun voor de voet hangen zij,ver van de mensen zweven zij.
5 De aarde, waaruit het brood voortkomt –onder haar wordt er gewoeld als door vuur.