12 Want ik redde de ellendige die om hulp riep,de wees en hem die geen helper had;
13 de zegenwens van wie dreigde onder te gaan, kwam op mij,en het hart der weduwe deed ik jubelen;
14 met gerechtigheid bekleedde ik mij,en mijn recht bekleedde mij als mantel en hoofddoek;
15 tot ogen was ik voor de blinde,en tot voeten voor de kreupele;
16 een vader was ik voor de armen,en het rechtsgeding van mij onbekenden, onderzocht ik;
17 ik verbrijzelde het gebit van de verkeerdeen rukte de prooi uit zijn tanden.
18 Ik dacht: Tegelijk met mijn nest zal ik de geest gevenen mijn dagen vermeerderen als de feniks.