14 bij koningen en raadsheren des lands,die, wat in puin lag, voor zich herbouwden,
15 of bij vorsten, rijk aan goud,die hun huizen met zilver vulden.
16 Of waarom was ik niet als een misgeboorte, die weggestopt wordt,als kinderkens, die het licht niet aanschouwden?
17 Daar houden de goddelozen op met woelen,daar rusten zij wier kracht is uitgeput.
18 Gevangenen zijn daar altegader gerust,de stem des drijvers horen zij niet.
19 Klein en groot is daar gelijk,en de slaaf is vrij van zijn heer.
20 Waarom geeft Hij rampspoedigen het licht,het leven aan hen die bitter bedroefd zijn?