6 In huiveringwekkende dalen moeten zij wonen,in aardholen en rotskloven;
7 tussen de struiken balken zij,onder de netels hokken zij samen,
8 dwaze, ja eerloze lieden,weggezweept uit het land.
9 Maar nu ben ik hun tot een spotlied gewordenen ik werd hun tot een onderwerp van gepraat.
10 Zij verafschuwen mij, houden zich op een afstand van mij,en sparen mijn gelaat het speeksel niet;
11 want Hij heeft mijn tentkoord losgemaakt en mij vernederd,en tegen mij hebben zij de teugel gevierd.
12 Ter rechterzijde verheft zich het gebroed,mijn voeten stoten zij wegen banen tegen mij hun onheilspaden;