1 Ik had met mijn ogen een verbond gesloten,hoe zou ik dan een maagd hebben aangezien?
2 Want wat is het deel, door God van omhoog beschikt,het erfdeel, door de Almachtige uit den hoge bepaald?
3 Is het niet ondergang voor de verkeerdeen ongeluk voor de bedrijvers van ongerechtigheid?
4 Slaat Hij niet mijn wegen gadeen telt Hij niet al mijn schreden?
5 Indien ik ooit met leugens heb omgegaan,of mijn voet zich heeft gerept tot bedrog,
6 Hij wege mij op een zuivere weegschaal,dan zal God mijn onschuld erkennen.
7 Indien mijn tred van de weg is afgeweken,mijn hart mijn ogen heeft gevolgd,en een smet aan mijn handen kleeft,