16 Indien ik ooit de bede der geringen heb afgeslagen,de ogen der weduwe heb laten versmachten,
17 of ooit mijn bete alleen gegeten,zonder dat de wees daarvan at
18 – veeleer van mijn jeugd af groeide hij bij mij op als bij een vader,en van de schoot mijner moeder af leidde ik haar –
19 indien ik ooit een zwerveling heb gezien zonder kleeden een arme zonder bedekking;
20 indien zijn lendenen mij niet hebben gezegend,en hij zich niet verwarmd heeft met de vacht mijner schapen;
21 indien ik ooit mijn hand heb opgeheven tegen een wees,omdat ik in de poort bijstand voor mij zag,
22 zo valle mijn schouder uit zijn gewricht,en breke mijn arm van zijn pijp af.