25 indien ik mij heb verheugd, omdat mijn vermogen groot wasen mijn hand geweldige rijkdom had verworven;
26 indien ik de zon heb aangezien, wanneer zij straalde,en de maan, die in pracht voortschreed,
27 zodat mijn hart heimelijk verlokt werd,en mijn hand mijn mond heeft gekust,
28 dan zou ook dat een ongerechtigheid zijn geweest,voor de rechter te boeten,want ik zou God daarboven hebben verloochend.
29 Indien ik mij verheugd heb over het ongeluk van mijn hateren gejubeld, wanneer rampspoed hem trof
30 – ja, ik liet niet toe, dat mijn mond zondigdedoor hem met een vloek de dood te wensen –
31 indien mijn tentgenoten niet getuigden:wie werd met zijn vleesspijzen niet verzadigd?