5 Doch toen Elihu zag, dat er in de mond der drie mannen geen antwoord meer was, ontbrandde zijn toorn.
6 En de Buziet Elihu, de zoon van Barakel, nam het woord en zeide:Ik ben nog jong en gij zijt hoogbejaard;daarom schroomde ik en vreesde u mede te delen, wat ik weet.
7 Ik dacht: Laat de ouderdom spreken,en de veelheid van jaren wijsheid verkondigen.
8 Voorwaar, het is de geest in de stervelingenen de adem des Almachtigen, die hun inzicht geeft.
9 Niet de bejaarden hebben de wijsheid,en niet de ouden verstaan wat recht is.
10 Daarom zeg ik: Luister naar mij,ook ik zal mededelen, wat ik weet.
11 Zie, ik heb gewacht op uw woorden,opmerkzaam geluisterd naar uw inzichten,totdat gij het gesprokene zoudt hebben doorgrond.