1 Nu dan toch, Job, luister naar mijn rede,en neem al mijn woorden ter ore.
2 Zie toch, ik heb mijn mond geopend,mijn tong onder mijn gehemelte spreekt.
3 Mijn woorden zijn oprechtheid des harten,en wat mijn lippen weten, geven zij zuiver weer.
4 De Geest Gods heeft mij gemaakt,en de adem des Almachtigen doet mij leven.
5 Indien gij kunt, antwoord mij,maak u tegen mij op, stel u te weer.
6 Zie, voor God ben ik aan u gelijk,ook ik ben uit leem afgeknepen.