1 Voorts hief Elihu aan en zeide:
2 Hoort, gij wijzen, naar mijn woorden,gij verstandigen, leent mij het oor!
3 Want het oor toetst de redenen,gelijk het gehemelte de spijze proeft.
4 Laten wij voor onszelf uitmaken wat recht is,met elkander beslissen wat goed is.
5 Want Job zegt: Ik ben in mijn recht,maar God heeft mij mijn recht onthouden;
6 ondanks mijn recht sta ik als leugenaar,hoewel ik onschuldig ben, is mijn wonde onheelbaar.