13 Waarlijk, God hoort niet het ijdel geroep,de Almachtige ziet er niet naar om.
14 Hoeveel te minder, nu gij zegt, dat gij Hem niet ziet,dat de rechtszaak vóór Hem ligt,maar dat gij op Hem moet wachten.
15 Maar nu: omdat zijn toorn geen bezoeking doet,en Hij Zich om de overtredingniet al te zeer schijnt te bekommeren,
16 nu zet Job tevergeefs een grote mond op,spreekt vele woorden in onverstand.