1 Ja, deswege beeft mijn harten springt op van zijn plaats.
2 Hoort, hoort het daveren van zijn stem,de donder, die uit zijn mond komt.
3 Hij laat die los onder de ganse hemelen zijn bliksemlicht tot de einden der aarde.
4 Zijn stem brult achter Hem aan,Hij dondert met de stem zijner majesteiten houdt ze niet terug, wanneer zijn stem zich laat horen.
5 Wonderbaar dondert God met zijn stem;Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet;
6 want tot de sneeuw zegt Hij: Val op aarde!en tot de stortregen en de regenstromen: Wordt machtig!