3 Gord nu als een man uw lendenen,dan wil Ik u ondervragen, opdat gij Mij onderricht.
4 Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte?Vertel het, indien gij inzicht hebt!
5 Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers!Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen?
6 Waarop zijn haar pijlers neergelaten,of wie heeft haar hoeksteen gelegd,
7 terwijl de morgensterren tezamen juichten,en al de zonen Gods jubelden?
8 Wie heeft de zee met deuren afgesloten,toen zij bruisend uit de moederschoot kwam? –
9 toen Ik wolken maakte tot haar kleeden duisternis tot haar windselen;