6 Waarop zijn haar pijlers neergelaten,of wie heeft haar hoeksteen gelegd,
7 terwijl de morgensterren tezamen juichten,en al de zonen Gods jubelden?
8 Wie heeft de zee met deuren afgesloten,toen zij bruisend uit de moederschoot kwam? –
9 toen Ik wolken maakte tot haar kleeden duisternis tot haar windselen;
10 toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak,grendel en deuren aanbracht;
11 toen Ik sprak: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen,hier zal de trots uwer golven blijven staan!
12 Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden,de dageraad zijn plaats aangewezen,