27 onstuimig en wild verslindt het de bodemen is niet te houden als de hoorn klinkt;
28 het hinnikt, zo vaak de hoorn wordt geblazenen reeds van verre ruikt het de strijd,het geroep der aanvoerders en het krijgsgeschreeuw.
29 Is het door uw inzicht, dat de valk vliegt,zijn vleugels uitslaat naar het zuiden?
30 Is het op uw bevel, dat de gier zich verheften zijn nest in de hoogte bouwt,
31 op rotsen woont en vernacht,op rotspunt en bergtop?
32 Vandaar speurt hij naar voedsel,zijn ogen turen in de verte;
33 zijn jongen slurpen bloed,en waar verslagenen liggen, daar is hij.