7 Haar jongen worden krachtig, groeien op in het veld,zij lopen weg en keren niet tot haar terug.
8 Wie heeft de wilde ezel de vrijheid gegeven,ja, wie heeft de banden van de ezel der steppe geslaakt,
9 wie Ik de vlakte tot zijn woning aanweesen het zilte land tot zijn verblijf?
10 Hij lacht om het gewoel der stad,luistert niet naar het geschreeuw van de drijver;
11 hij zoekt de bergen af als zijn weideen speurt naar al wat groen is.
12 Zou de woudos u dienstbaar willen zijn,willen overnachten bij uw kribbe?
13 Kunt gij de woudos met een touw in de vore dwingen?Zal hij achter u de dalgrond eggen?