17 Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God,of een man rein tegenover zijn Maker?
18 Zie, in zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen,en bij zijn engelen vindt Hij dwaling;
19 hoeveel te meer bij hen die in lemen hutten wonen,welker grondslag is in het stof, die men als motten dood drukt.
20 Tussen morgen en avond worden zij verpletterd,onopgemerkt gaan zij voor altijd te gronde.
21 Wordt niet hun tentkoord bij hen losgerukt?Zij sterven, doch zonder wijsheid.