2 Gord nu als een man uw lendenen,Ik wil u ondervragen, opdat gij Mij onderricht.
3 Wilt gij zelfs mijn recht teniet doen,Mij in het ongelijk stellen om zelf gelijk te hebben?
4 Hebt gij soms een arm als God,en kunt gij donderen met een stem als Hij?
5 Tooi u dan met heerlijkheid en hoogheid,bekleed u met majesteit en luister;
6 stort uw ziedende toorn uit,en zie al wat trots is, en werp het terneer;
7 zie al wat trots is, verneder heten verpletter de goddelozen op staande voet.
8 Verberg hen tezamen in het stof,sluit hen op in het verborgen oord.