20 Kunt gij de krokodil met een vishaak optrekken,met een touw zijn tong neerdrukken?
21 Kunt gij een bieze door zijn neus halen,met een haak zijn kaak doorboren?
22 Zal hij veel smeekbeden tot u richten,vriendelijke woorden tot u spreken?
23 Zal hij een overeenkomst met u sluiten,zult gij hem voor altoos tot knecht nemen?
24 Kunt gij met hem als met een vogeltje spelenen hem vastbinden voor uw meisjes?
25 Zullen de gezellen hem als koopwaar verhandelen,hem verdelen onder kooplieden?
26 Kunt gij zijn huid met spiesen vol steken,zijn kop met een visharpoen?