4 Wie heeft de zoom van zijn kleed opgelicht?Wie dringt door zijn dubbel pantser heen?
5 Wie heeft de deuren van zijn muil geopend?Rondom zijn tanden is verschrikking.
6 Zijn rug bestaat uit beschermende schilden,aaneengesloten als een nauwpassend zegel.
7 Zo dicht raakt het ene het andere,dat de wind er niet tussen kan komen;
8 het ene kleeft aan het andere,zij grijpen onafscheidelijk ineen.
9 Zijn niezen doet licht schitteren,zijn ogen zijn als de wimpers van de dageraad.
10 Uit zijn muil komen fakkels,vuurvonken schieten eruit.