9 Toen gingen de Temaniet Elifaz, de Suchiet Bildad en de Naämatiet Sofar heen en deden zoals de Here tot hen gesproken had. En de Here was Job ter wille.
10 En de Here bracht een keer in het lot van Job, toen hij voor zijn vrienden gebeden had, en de Here gaf Job het dubbele van al wat hij bezeten had.
11 Toen kwamen al zijn broeders en zusters en al zijn vroegere bekenden tot hem en aten met hem in zijn huis. Zij beklaagden en troostten hem over al het onheil dat de Here over hem gebracht had, en schonken hem ieder een geldstuk en een gouden ring.
12 En de Here zegende het verdere leven van Job meer dan het vroegere; hij verkreeg veertienduizend stuks kleinvee en zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen.
13 Hij kreeg zeven zonen en drie dochters;
14 en hij noemde de eerste Jemima, de tweede Kesia en de derde Keren-Happuk.
15 In het ganse land vond men geen vrouwen zo schoon als de dochters van Job, en haar vader gaf haar een erfdeel onder haar broeders.