1 Maar Job antwoordde:
2 O, dat mijn verdriet toch goed gewogen werd,en men mijn leed in een weegschaal daarnaast legde!
3 Ja, dan zou het zwaarder blijken dan het zand der zee;daarom waren mijn woorden ondoordacht.
4 Want de pijlen des Almachtigen steken in mij,welker gif mijn geest inzuigt;Gods verschrikkingen stellen zich in slagorde tegen mij op.
5 Balkt de wilde ezel bij het groene gras,of loeit het rund bij zijn voeder?