27 Zelfs over een wees zoudt gij het lot werpen,en uw vriend als koopwaar verhandelen.
28 Maar nu, wilt u tot mij wenden,in uw aangezicht zal ik u toch niet voorliegen.
29 Komt toch tot bezinning, laat er geen onrecht geschieden;ja, komt weer tot bezinning, mijn recht staat vast.
30 Is er onrecht op mijn tong?Of kan mijn gehemelte geen rampen onderscheiden?